Het brein ontwikkelt niet vanzelf
Het brein speelt een rol in alles wat we doen. In de persoonlijke ontwikkeling van directeuren in de kinderopvang, in het omgaan met medewerkers en in de manier waarop kinderen leren. De landelijke dag van de bdKO leverde nieuwe inzichten op en inspiratie op dit gebied.
Tijdens de dag werd de zaal in drie stappen langs het brein geloodst. Hoogleraar Jelle Jolles (VU Amsterdam) stond als eerste stil bij de ontplooiing en innovatie van het brein en de rol van de directeur in de kinderopvang daarin. Als neuropsycholoog zet hij graag de persoon centraal. ‘Hoe ontplooit een kind zich? Dat vind ik een heel mooi onderwerp’, zegt hij. Eén van de eerste inzichten die hij met de zaal deelt, is dat het brein lang in ontwikkeling blijft. ‘Jongeren van 18 tot 25 jaar zijn nog werk in uitvoering. Het is heel belangrijk om je dat te realiseren.’
Hoe je dat als directeur moet doen bij je medewerkers? Volgens Jolles moet je onder meer leiden, doelen stellen, inspireren, evalueren en feedback geven. Tegelijk heb je de taak om je medewerkers uit te dagen, te innoveren en een uithuilschouder voor ze te zijn. Directeuren zouden zich moeten realiseren dat het zowel bij henzelf als bij hun medewerkers draait om de executieve functies. ‘Dit zijn hersenfuncties die ons in staat stellen om aan zelfregulatie te doen’, vertelt Jolles. ‘Hierdoor kunnen we plannen, met aandacht bezig zijn, instructies onthouden en taken efficiënt en in de goede volgorde uitvoeren. Dat doet het brein niet automatisch; het is een proces dat geleerd moet worden.’
Stimuleren
Jolles legt uit dat die executieve functies er onder meer voor zorgen dat kinderen leren om samen te werken, beslissingen te nemen en kritisch te denken. Zijn belangrijkste punt is dat we ons moeten realiseren dat de ontwikkeling van een kind niet vanzelf gaat, zoals eerder weleens werd gedacht. Ouders, leraren en pedagogisch medewerkers hebben invloed op de ontplooiing van een kind. ‘Maar ook bij jongeren moeten die executieve functies gestimuleerd worden. Als directeur kun je stagiaires en jonge medewerkers helpen om hun talenten te ontplooien.’
Jolles stipt aan dat deze executieve functies het hele leven onderhouden moeten worden. Volgens hem zijn ze in grote mate verantwoordelijk voor je fysieke en mentale gezondheid. ‘Wil je voorkomen dat je medewerkers daar last van krijgen, dan is het belangrijk om hen te blijven prikkelen. Mensen verliezen die functies omdat ze onvoldoende openstaan voor veranderingen.’ De neuropsycholoog sluit zijn lezing af met een berg tips en ideeën. Hij drukt de aanwezigen op het hart om bijvoorbeeld taal te stimuleren. Zo laat hij een foto zien van een opgezette kat die op een drone is gebonden. ‘Dit is denk-stimulerend materiaal. Wat zie je op zo’n foto? Wat betekent het? Waar speelt het zich af en wat vind je ervan? Dit soort praatplaten kun je gebruiken om meer interesse voor de wereld op te wekken bij kinderen, hen te leren analyseren en zo hun brein aan het werk te zetten.’
Ontfocussen
De tweede spreker van de dag – GZ-psycholoog Ulrika Leons- zet het brein van de aanwezigen eerst even stil. ‘Ik wil jullie vragen om een paar tellen de stilte in jezelf op te zoeken.’ Als het moment voorbij is, vraagt ze een aantal reacties. ‘Ik hoorde geluiden van de keuken en uit de andere ruimte, die me eerder nog niet opgevallen waren’, zegt één van de aanwezigen. ‘Er gebeurt iets met je waarneming als je een moment neemt om nergens anders op te focussen’, reageert Leons. In haar verhaal staat ze stil bij de hedendaagse obstakels die het breinvriendelijk werken in de weg staan. Volgens haar lijden veel mensen in deze tijd aan infobesitas. ‘De craving voor informatie is heel groot en onze valkuil is tegenwoordig dat we bijna altijd aan staan. Veel mensen geven aan dat ze worstelen met focus en concentratie op het werk.’
Eén van de oorzaken is dus die continue stroom aan informatie, die via computers, tablets en telefoons ons leven inkomt. Maar ook de setting van een werkplek speelt mee. ‘Wanneer mensen moeilijke denktaken moeten uitvoeren, moeten ze niet steeds worden afgeleid. Iedere keer dat je uit het werk wordt gehaald, duurt het ongeveer 5 tot 25 minuten voordat je aandacht weer op peil is.’ Volgens Leons Becksen is uit onderzoek gebleken dat door het vele multitasken zelfs trager werken, dat mensen er minder productief en creatief van worden en meer fouten maken. Liever doe je volgens haar je taken één voor één. ‘Focussen is een proces’, zegt ze. ‘Het zorgt er niet alleen voor dat mensen beter hun taken uitvoeren, maar het is ook minder vermoeiend. Als je bedenkt dat stress en psychische klanten één van de belangrijkste oorzaken zijn voor verzuim, is het heel goed om stil te staan bij breinvriendelijk werken. Niet alleen door gelegenheid te scheppen om te focussen, maar ook door ruimte te nemen voor het ontfocussen.’
Hersteltijd
Die tijd is volgens haar nodig om het brein tot rust te laten komen. Zoals ze eerder met haar oefening heeft laten zien, is het goed om regelmatig jezelf stil te zetten. ‘Je brein herstelt alleen maar als je even aan het niksen bent. Maar hoe vaak hebben we dat nu? Door de komst van de mobiele telefoon zijn veel natuurlijke herstelmomenten opgeofferd.’ Terwijl juist die herstelmomenten kunnen zorgen voor nieuwe energie en creativiteit.
Ze geeft de zaal mee dat je die momenten als werkgever kunt faciliteren en je medewerkers kunt helpen om breinvriendelijk te werken. ‘Je kunt bijvoorbeeld afspreken dat het team elkaar tussen 9 en 11 niet stoort. Of samen bepalen dat je op bepaalde tijden geen telefoons in de buurt mag hebben. Al die berichten die via de telefoon onze aandacht vragen, halen je steeds uit je concentratie.’
Psycholoog Jan van der Zwan van het Breinbureau wordt aangekondigd als ‘het toetje van de dag’ en richt zich in zijn lezing op het kinderbrein. Hij neemt de zaal mee naar de eerste vorming van de hersenen. ‘Bij de geboorte weegt een kinderbrein 500 gram. Na een jaar is dat 1 kilo. Dat betekent dus dat er maar liefst 100 procent bij komt. Dat eerste jaar is dus ontzettend belangrijk. Daar ligt een belangrijke taak voor de pedagogisch medewerker. Vooral als je je realiseert dat een volwassen brein 1500 gram weegt. Na dat eerste jaar groeit het dus veel minder hard.’
Blind
Hij noemt de 1001 kritieke dagen. In die eerste jaren – vanaf de conceptie tot het kind ongeveer twee jaar is – gebeurt er ontzettend veel in het brein. ‘Zo is er een nogal wreed onderzoek gedaan bij pasgeboren katjes. Hun oogjes werden meteen na de geboorte afgeplakt. Na een jaar werden de stickertjes verwijderd. Toen bleken de katjes blind te zijn. Hetzelfde onderzoek werd gedaan bij volwassen katten, die dus al een periode gezien hadden. Ook bij hen werden de ogen een jaar afgeplakt. Maar toen de stickers bij hen verwijderd werden, konden ze na een beetje knipperen weer gewoon zien. Het laat zien hoe bepalend die eerste periode is.’
Het is volgens hem belangrijk dat medewerkers gewezen worden op hoe het kinderbrein werkt. ‘Laatst was ik op een kinderdagverblijf en daar probeerde een jongetje een stoel op tafel te zetten’, zegt Van der Zwan. ‘Het paste maar net en steeds als hij het probeerde viel de stoel eraf. Toen het uiteindelijk niet lukte, moest hij erg huilen. De medewerker reageerde: ‘Zo erg is het toch allemaal niet?’ Daarop moest het jongetje nog harder huilen. Een betere reactie is het benoemen van de emotie. Dus: ‘Ik zie dat je verdrietig bent’. Als je verdriet benoemt stijgt het vaak daarna even, maar neemt het ook vrij snel weer af.’
Blijf voeden
Van der Zwan stuurt de aanwezigen naar huis met een lange lijst breinvriendelijke tips. Over het belang van een prettig pedagogisch klimaat, dat bewegen essentieel is, dat het brein beter functioneert in een goed geventileerde ruimte en dat het goed is voor een kinderbrein als er veel vragen worden gesteld. Daarmee benadrukt hij het belang van nieuwsgierigheid en de ontwikkeling daarvan, zoals eerder de dag ook al duidelijk werd. Jelle Jolles verwoordde dat mooi: ‘Het brein moet geprikkeld blijven worden. In principe blijven je hersenen plastisch tot je 100ste. Maar die plasticiteit neemt af en kan zelfs verdwijnen bij onderprikkeling. Dus voed het hongerige brein.’