Meer tijd voor baby-opvang
Kinderopvangcentra krijgen iets langer de tijd om aan alle nieuwe en strengere eisen te voldoen van de wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK). Dat heeft minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vandaag besloten. Hij wil kinderopvangcentra ’voldoende tijd geven om alle kwaliteitsverhogende maatregelen in te voeren en hun bedrijfsvoering daarop aan te passen’, schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer.
De opvangcentra hoeven hierdoor nog niet vanaf 1 januari 2018 meer leidsters voor de baby-opvang te hebben. Vanaf 1 januari 2019 moet er wel één leidster per drie baby’s zijn. Nu zijn dat er nog vier.
Veel andere maatregelen om de kwaliteit van de kinderopvang te verhogen, gaan wel op 1 januari 2018 in. Er komt bijvoorbeeld meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen. Zo krijgen alle kinderen een mentor. Baby’s krijgen te maken met twee vaste gezichten in plaats van nu nog drie. Alle medewerkers in de kinderopvang en op de peuterspeelzalen moeten goed Nederlands kunnen spreken. Voor hen komen er taaleisen.
Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: ,,Ik wil graag dat de kwaliteit van de kinderopvang zo snel mogelijk omhoog gaat. Daarover heb ik heldere afspraken gemaakt met de branche en daar hebben ze ook extra geld voor gekregen. De kinderopvang heeft om iets meer tijd gevraagd, bijvoorbeeld om extra medewerkers te zoeken voor de baby-opvang. Die geef ik voor de baby-opvang. En samen werken wij hard aan een betere kwaliteit van de kinderopvang. Dat is belangrijk voor alle kinderen. Die verdienen allemaal een mooie start van hun leven.’’
Deze nieuwe wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang kan rekenen op een breed draagvlak. Vorig jaar sloot minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierover een akkoord met de Brancheorganisatie Kinderopvang, Sociaal Werk Nederland (de vroegere MO-groep) en BMK, ouderorganisatie Boink, de FNV en het CNV.